Van Abbemuseum
El Lissitzky, 3D Interpretatie naar ‘Lenin Tribune (spreekgestoelte)’
reconstructie 2012 (oorspr. 1920), getint plexiglas, 117 x 84 x 36 cm, productie-ontwerp en uitvoering Henry Milner,
collectie Van Abbemuseum, Eindhoven
Theo van Doesburg, Ontwerp monument voor Leeuwarden
reconstructie 1968 (oorspr. 1917-1918), beschilderd hout, 45 x 34 x 34 cm, collectie Van Abbemuseum, Eindhoven
IRWIN, Black Square on the Red Square
1992-2004, video (PAL, kleur, geluid), tijdsduur 00:03:15, collectie Van Abbemuseum, Eindhoven
Tekst Steven ten Thije, conservator collecties, Van Abbemuseum:
Beeldhouwkunst
Bijzonder aan beeldhouwkunst is dat ze zowel beeld als lichaam is. Het beeld is een ding. Het verhoudt zich anders tot zijn omgeving dan een afbeelding. Het beeld en de wereld eromheen zijn van dezelfde orde. Dat maakt ook dat ze elkaar op een andere manier aanspreken en dat het een in het ander kan transformeren. De wereld wordt beeld en het beeld wordt wereld. Elke menselijke samenleving gaat anders met deze magie om, terwijl het mogelijk een van de oudste vormen van magie is die de mens tot zijn beschikking heeft.
De vraag ‘wat is beeldhouwkunst?’ begeleidt al jaren het oeuvre van Jean Bernard Koeman. Het is niet eenvoudig te beschrijven op welke wijze en in welke richting hij het antwoord zoekt. Hij zoekt niet naar een antwoord als oplossing. Eerder kun je stellen dat hij telkens opnieuw het terrein verkent dat opdoemt zodra hij zijn vraag stelt. Beeldhouwkunst brengt een aantal elementen bij elkaar. Een mens die ‘houwt’, een ding dat ‘gehouwen’ wordt en een plek waar ‘het gehouwene’ wordt geplaatst. Het resultaat is een samengesteld geheel waar andere mensen zich toe verhouden en zo wordt beeldhouwkunst een sociaal fenomeen. In de wereld van Koeman ontstaat daarbij een poreuze lijn tussen nut en nutteloosheid. Een auto, een gebouw, een kernreactor: zijn het niet ook ‘gehouwen’ vormen? Koeman schrikt er in elk geval niet voor terug om ze als ruimtelijk beeld onder onze aandacht te brengen.
De methode die hij daarbij gebruikt zou je een omgekeerde archeologie of geologie kunnen noemen. In plaats van lagen zorgvuldig met beiteltjes en een kwastje weg te poetsen, stapelt hij laag op laag, vorm op vorm. Het bekijken van het werk is daardoor eerder een langzaam lezen van een beeld waarin steeds nieuwe en vaak ook onverwachte verwantschappen zichtbaar worden. Het geeft specifieke inzichten, bijvoorbeeld in het paradoxale verband tussen een VN-legerjeep die een gevaarlijk terrein verkent en de geoloog die steenlagen verkent en verzamelt. Het geeft ook algemene inzichten over de spanning tussen ontdekken, veroveren,
vernietigen en begrijpen. Bouwen of beeldhouwen is ook altijd breken en hakken. Iets nieuws staat altijd op iets ouds, dat daarmee in de ondergrond verdwijnt. Koeman lijkt zich in zijn beelden soms te verzetten tegen deze menselijke natuurwet van het bouwen. Zijn beelden lijken vooral de strijd tussen nieuw en oud te eren en te bevragen. Een materiele ode aan de worsteling van het beeldhouwen.
De werkwijze van Koeman heeft verwantschap met die van het museum. Ook het museum worstelt met de strijd tussen oud en nieuw. Een collectie eert het bestaande door het te bewaren, maar heeft ook een onstilbare honger naar het nieuwe. Het leek daarom passend om als reactie op de tentoonstelling van Koeman niet één werk te tonen, maar een klein ensemble van werken die spelen met wat er in het werk van Koeman gebeurt. Voor de gelegenheid ontwierp Koeman een uitgestrekt tableau als arena voor de werken.
De modellen zijn een maquette voor een publieke sculptuur in Leeuwarden uit 1917-1918, ontworpen door Theo van Doesburg, en een ontwerp van El Lissitzky voor een spreekgestoelte voor Lenin uit 1920. Beide modellen zijn later gemaakt, respectievelijk in 1968 en 2012. De interventie is een actie op het Rode Plein in Moskou, geïnitieerd door kunstenaarsgroep IRWIN, Black Square On The Red Square en uitgevoerd in 1992.
De generatie van Van Doesburg en Lissitzky leefde in een tijd van grote omwentelingen. De Russische Revolutie van 1917 had de deur van de wereld op een kier gezet: er was ineens ruimte voor het exploreren en vormgeven van een nieuwe werkelijkheid. Om het schetsontwerp mee te maken, was geen betere kunstvorm denkbaar dan de beeldhouwkunst. Later zouden stedenbouw en architectuur het proces voltooien en het ontwerp tot wereld maken.
Universele, abstract-geometrische vormen zouden de wereld tot eenheid kneden. Geen tierelantijntjes of franje, maar klare lijnen, vlakken en vormen. Voorwaarts naar de essentie! Vanuit dat streven bouwden kunstenaars hun beelden op. De geschiedenis zou ten einde komen als de mens zijn wereld had herschapen met de moderne vormentaal als basis.
Het moest anders lopen, maar het liep wel degelijk. De modellen die de kunstenaars voor de wereld maakten zijn niet een op een uitgevoerd, maar de vormentaal die ze ontwikkelden is opgenomen in de grammatica van ons beeldend denken. De oude wereld die door de grootse beweging van de Russische Revolutie had moeten worden weggeveegd, is blijven bestaan, maar de moderne vormentaal van kunstenaars als Van Doesburg en Lissitzky is jarenlang dominant geweest voor het bouwen en ontwerpen.
De guerrilla-actie van IRWIN in 1992 vond vlak na het ineenstorten van de Sovjet-Unie plaats, die ruim zeventig jaar had bestaan. Wat het eindpunt van de geschiedenis had moeten worden, werd zelf weer historisch. Hun actie kan worden begrepen als een grootse hommage of een immense kritiek op het alomvattende systeem van het Sovjetcommunisme en de moderne wereld. IRWIN plaatste heel kortstondig een gigantisch zwart vierkant op het Rode Plein, een verwijzing naar Zwart Vierkant van Kazimir Malevich, dat het revolutionaire kunstwerk bij uitstek is en in 1913 functioneerde als eindpunt van de geschiedenis. Alles wat beeld was, werd opgeslokt in een zwart vierkant. Tegelijk vertegenwoordigde het werk een beginpunt: na het oude komt altijd het nieuwe.
De afbeelding van Malevich wordt een gigantisch beeld en raakt heel even aan de suikertaartwerkelijkheid van het Rode Plein. Het beeld van Malevich is nu zelf het oude, maar in deze andere verschijning, als groot stuk stof gelegen op een historisch plein, toch weer nieuw. Alleen is het nieuwe hier ambivalent over zichzelf, want het vertrouwen dat het nieuwe ook het goede is, is door alle gewelddadige omwentelingen van de twintigste eeuw ten onder gegaan. Daarom is het geen écht nieuw zwart vierkant, maar het zwarte vierkant in reprise, en dus het nieuwe als herhaling. Maar
als het nieuwe niet het antwoord is, wat is dat dan wel? Net als de beelden van Koeman geeft het beeld van IRWIN ook geen eenduidig antwoord, maar doet het wel een suggestie. In plaats van schrappen en hakken vanuit onze obsessie met het nieuwe, laat het zien dat het misschien beter is te stapelen en te combineren. De vraag die hieruit spreekt is niet: ‘wat nu?’ (de vraag naar het eeuwige nieuwe), maar eerder: ‘hoe verder vanuit hier?’ Waarbij kunst, zoals Koeman die maakt, ons kan helpen te begrijpen waar ‘hier’ is.